Veiligheid
Om goed te kunnen functioneren, is een gevoel van veiligheid heel belangrijk. De psycholoog Maslow onderzocht hoe die behoefte aan veiligheid zich verhoudt tot andere menselijke behoeften. Hij kwam tot de conclusie dat direct na de eerste levensbehoeften zoals eten, drinken, zuurstof, activiteit en slaap, de behoefte aan veiligheid komt.
Er is echter een groot verschil tussen een onveilig gevoel en bang zijn voor direct openlijk gevaar. Bij die laatste vorm van angst wordt de lichamelijke behoefte om te overleven ingeschakeld. Mensen met angst voor honden ervaren die angst vaak als een angst voor een directe bedreiging. Het lichaam maakt dan stresshormonen aan die het angstgevoel bepalen. Die hormonen veroorzaken bijvoorbeeld hartkloppingen, krampen in de darm, een verhoogde bloeddruk, transpiratie en een versnelde ademhaling. De angst voor honden kan minder worden door bijvoorbeeld te rennen of met de handen te wapperen. Daarmee nemen de stresshormonen in het lichaam af en dus ook het angstgevoel. Het probleem is alleen dat dergelijk gedrag op veel honden een averechts effect heeft. Zij zien het als spelgedrag, dominant gedrag of gedrag dat het jachtinstinct aanwakkert. Daardoor zullen ze bijvoorbeeld achter de persoon aan rennen.
Oorzaken van angst voor honden
Het is niet altijd gemakkelijk te achterhalen waar angst voor honden vandaan komt. Soms is de aanleiding overduidelijk, bijvoorbeeld als iemand gebeten is door een hond. De angst kan ook veroorzaakt worden doordat mensen hondengedrag niet begrijpen. Zij kunnen de verschillende gedragingen moeilijk plaatsen en vinden honden onvoorspelbaar. Daardoor krijgen deze mensen het gevoel geen controle te hebben over de situatie. Ze kunnen niet inschatten wat de bedoeling van de hond is, wat ze een gevoel van onmacht geeft.
Een andere manier om angst voor honden te ontwikkelen, is het kopiëren van gedrag van een ander. Kinderen leren door te kijken naar volwassenen en andere kinderen. Vooral het gedrag van mensen die voor hen belangrijk zijn, zoals ouders, broertjes, zusjes en vriendjes, wordt vaak nagedaan. Het is dan ook niet zo gek dat ouders die bang zijn voor honden, vaak ook angstige kinderen hebben. Als ouders vermijdingsgedrag vertonen of gespannen reageren in de aanwezigheid van een hond, kunnen kinderen hun angst gemakkelijk overnemen.